Book review of Víctimas de la guerra civil by Santos Juliá, in Dutch national newspaper De Volkskrant. Our book on Spanish history is quoted as an "independent" source, even though the number of war victims has to be corrected upward in view of more recent research:
RECENSIE, Sander de Vaan
op 30 april '99, 00:00, bijgewerkt 17 januari '09, 23:19
OP 1 APRIL was het zestig jaar geleden dat de Spaanse burgeroorlog werd beeindigd. De herdenkingen vonden grotendeels in beperkte kring plaats, want de meeste Spanjaarden denken nog altijd niet graag terug aan deze gruwelijke broederstrijd.
Tijdens de dictatuur van Franco (1939-1975) was iedere discussie over de oorlog uit den boze. Maar ook na het herstel van dedemocratie bleef het conflict een tere kwestie. Het gros van de bevolking besloot na de dood van de dictator haast instinctief het verleden te 'vergeten'.
Toch lijkt het tij nu geleidelijk aan te keren. Zo besteden de Spaanse media op het ogenblik veel aandacht aan het boek Victimas la guerra civil, waarin voor het eerst een poging wordt gedaan alle tot dusver bekende gegevens over de repressie tijdens en na de burgeroorlog in kaart te brengen, en waarin de wandaden van beide partijen onder de loep worden genomen.
'Waarom zoveel wreedheid, waarom zoveel doden?', vraagt de samensteller, de historicus Santos Juliá, zich in een voorwoord haast vertwijfeld af. Daarmee slaat hij de spijker op z'n kop. Als het boek iets duidelijk maakt, dan is het wel de verbijsterende bruutheid waarmee links en rechts elkaar te lijf gingen.
Toen op 17 juli 1936 een groep officieren, onder wie generaal Franco, in opstand kwam tegen de linkse regering in Madrid, hoopten deze officieren snel de macht te kunnen grijpen. Maar de coup mislukte en Spanje viel uiteen in twee onverzoenlijke kampen: republikeinen en nationalisten. De eersten waren trouw aan het wettige gezag en veelal progressief, de nationalisten waren voornamelijk conservatief en zeer katholiek.
In de 'hete zomer' van dat jaar grepen sadisten uit beide kampen hun kans. Er werd in een verbijsterend tempo gemoord, gemarteld en verkracht. In de eerste drie maanden van de oorlog vielen naar schatting negentigduizend doden ver van het front. Dat is ruim 50 procent van het totale aantal slachtoffers van de repressie.
Aan beide kanten werden oude rekeningen vereffend. In de nationalistische zone vormden linkse politici, leraren en vakbondsmensen een belangrijk doelwit. Maar ook talloze burgers die niets met het conflict van doen hadden, werden het slachtoffer. Riep een falangist dat zijn buurman nooit naar de mis ging, dan was diens lot bezegeld. Republikeinse aanhangers hadden het vooral gemunt op landeigenaren, militairen en geestelijken. De misstanden in de 'rode' zone waren in belangrijke mate het gevolg van het machtsvacuüm dat na de coup ontstond. Toen de regering begin 1937 haar gezag herstelde, namen de wraakacties van 'ongecontroleerden' af. Diverse moordenaars uit het linkse kamp werden zelfs ter dood veroordeeld.
Maar aan de slachting op 7 en 8 november 1936 in Madrid waren republikeinse politici medeschuldig. Toen de troepen van Franco de hoofdstad naderden, werden ruim tweeduizend 'rechtse' gevangenen met goedvinden van onder anderen Santiago Carrillo (de latere voorzitter van de Spaanse communistische partij) gefusilleerd.
In de nationalistische zone paste men de tactiek van de verschroeide aarde toe. Een van de opstandelingenleiders, generaal Mola, had het vóór de coup al gezegd: 'Onze actie moet extreem gewelddadig zijn, om de vijand zo snel mogelijk op te rollen.'
Spanje moest gezuiverd worden, heette het in het rechtse kamp. Ook diverse intellectuelen, onder wie de vooraanstaande auteur Miguel de Unamuno, waren aanvankelijk voorstander van een 'beperkte schoonmaakoperatie'. Maar na enkele maanden constateerde Unamuno dat Franco's kruistocht tegen het rode gevaar alle perken te buiten ging.
De nationalisten moordden hele families uit om de bevolking te intimideren. Vrouwen en mannen, ouderen en jongeren - ze werden allen over één kam geschoren. Het voortbestaan van het katholieke Spanje was immers in het geding, aldus Franco.
Ook onder republikeinen speelde de zuiveringsgedachte. Maar toch lijken zij het iets minder bont te hebben gemaakt. Zo vielen er relatief weinig vrouwelijke slachtoffers in de republikeinse zone. De propagandamachine van Franco schilderde de republikeinen af als 'nonnenmoordenaars', maar het antiklerikale geweld trof voornamelijk mannelijke geestelijken .
Afgaand op de laatste onderzoeksresultaten stellen de auteurs dat de republikeinse repressie ruim 37 duizend slachtoffers heeft gemaakt. Dat is beduidend minder dan de zeventigduizend doden waarover Franco en zijn aanhangers het voortdurend hadden, maar hoger dan tot nog toe door onafhankelijke historici werd aangenomen. Zo maken Jeroen Oskam en Arantxa Safón in hun Geschiedenis en cultuur van Spanje melding van 'slechts' twintigduizend doden.
Over het aantal slachtoffers van de terreur van Franco tast men nog in het halfduister. In slechts 24 van de 52 Spaanse provincies is tot dusver betrouwbaar onderzoek gedaan. Omdat alleen daar al 72.527 slachtoffers van het nationalistische geweld zijn geteld, meent Santos Juliá dat het totale aantal doden door de repressie van Franco minstens het dubbele bedraagt. Hoe meedogenloos de generalíssimo was, wordt duidelijk in het laatste hoofdstuk van het boek, dat de repressie in het eerste decennium na de oorlog tot onderwerp heeft. Franco wilde geen verzoening, laat staan vergeving. De 'roden' moesten diep worden vernederd, zodat zij het nooit meer een poging zouden wagen de macht te grijpen. Hij kon daarbij rekenen op alle steun van de katholieke kerk.
Duizenden gevangenen werden in concentratiekampen gemarteld en vervolgens gefusilleerd. Franco nam onder het genot van een kopje koffie dagelijks de lijsten met kandidaten voor de doodstraf door en beschikte met een simpele paraaf over leven en dood.
In veel kampen was de kogel in wezen een geschenk uit de hemel. De gevangenen moesten er dwangarbeid verrichten, hadden een slaapruimte van amper vijftig vierkante centimeter en kregen nauwelijks te eten. En kwamen ze uiteindelijk toch vrij, dan was het leed nog niet geleden. Geldstraffen, werkloosheid en pesterijen moesten bewerkstelligen dat ze zich koest zouden houden.
Het laatste hoofdstuk toont tevens de absurditeit van het franquistische rechtssysteem. Zo kreeg een bejaarde vrouw zes jaar gevangenisstraf, omdat ze in de oorlog een paar eieren had gebakken voor twee republikeinse soldaten. Republikeinen die in 1936 gefusilleerd waren, kregen ná de oorlog alsnog zware geldboetes opgelegd. De nabestaanden moesten die vervolgens betalen.
En dan was er nog de merrie Sevillana uit een dorpje in de provincie Toledo. Op de vraag 'Wat is de hand van de arbeider?', tilde het dier steevast het linkerbeen op. Nadat iemand hiervan aangifte had gedaan, liet een rechter de merrie arresteren. De eigenaresse ging voor enkele jaren de gevangenis in.
Alles was mogelijk in dit systeem. Republikeinse militairen werden ter dood veroordeeld wegens 'rebellie', terwijl ze juist trouw waren gebleven aan het wettige gezag.
Bron: http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article800617.ece/Francos_meedogenloze_terreur
Toch lijkt het tij nu geleidelijk aan te keren. Zo besteden de Spaanse media op het ogenblik veel aandacht aan het boek Victimas la guerra civil, waarin voor het eerst een poging wordt gedaan alle tot dusver bekende gegevens over de repressie tijdens en na de burgeroorlog in kaart te brengen, en waarin de wandaden van beide partijen onder de loep worden genomen.
'Waarom zoveel wreedheid, waarom zoveel doden?', vraagt de samensteller, de historicus Santos Juliá, zich in een voorwoord haast vertwijfeld af. Daarmee slaat hij de spijker op z'n kop. Als het boek iets duidelijk maakt, dan is het wel de verbijsterende bruutheid waarmee links en rechts elkaar te lijf gingen.
Toen op 17 juli 1936 een groep officieren, onder wie generaal Franco, in opstand kwam tegen de linkse regering in Madrid, hoopten deze officieren snel de macht te kunnen grijpen. Maar de coup mislukte en Spanje viel uiteen in twee onverzoenlijke kampen: republikeinen en nationalisten. De eersten waren trouw aan het wettige gezag en veelal progressief, de nationalisten waren voornamelijk conservatief en zeer katholiek.
In de 'hete zomer' van dat jaar grepen sadisten uit beide kampen hun kans. Er werd in een verbijsterend tempo gemoord, gemarteld en verkracht. In de eerste drie maanden van de oorlog vielen naar schatting negentigduizend doden ver van het front. Dat is ruim 50 procent van het totale aantal slachtoffers van de repressie.
Aan beide kanten werden oude rekeningen vereffend. In de nationalistische zone vormden linkse politici, leraren en vakbondsmensen een belangrijk doelwit. Maar ook talloze burgers die niets met het conflict van doen hadden, werden het slachtoffer. Riep een falangist dat zijn buurman nooit naar de mis ging, dan was diens lot bezegeld. Republikeinse aanhangers hadden het vooral gemunt op landeigenaren, militairen en geestelijken. De misstanden in de 'rode' zone waren in belangrijke mate het gevolg van het machtsvacuüm dat na de coup ontstond. Toen de regering begin 1937 haar gezag herstelde, namen de wraakacties van 'ongecontroleerden' af. Diverse moordenaars uit het linkse kamp werden zelfs ter dood veroordeeld.
Maar aan de slachting op 7 en 8 november 1936 in Madrid waren republikeinse politici medeschuldig. Toen de troepen van Franco de hoofdstad naderden, werden ruim tweeduizend 'rechtse' gevangenen met goedvinden van onder anderen Santiago Carrillo (de latere voorzitter van de Spaanse communistische partij) gefusilleerd.
In de nationalistische zone paste men de tactiek van de verschroeide aarde toe. Een van de opstandelingenleiders, generaal Mola, had het vóór de coup al gezegd: 'Onze actie moet extreem gewelddadig zijn, om de vijand zo snel mogelijk op te rollen.'
Spanje moest gezuiverd worden, heette het in het rechtse kamp. Ook diverse intellectuelen, onder wie de vooraanstaande auteur Miguel de Unamuno, waren aanvankelijk voorstander van een 'beperkte schoonmaakoperatie'. Maar na enkele maanden constateerde Unamuno dat Franco's kruistocht tegen het rode gevaar alle perken te buiten ging.
De nationalisten moordden hele families uit om de bevolking te intimideren. Vrouwen en mannen, ouderen en jongeren - ze werden allen over één kam geschoren. Het voortbestaan van het katholieke Spanje was immers in het geding, aldus Franco.
Ook onder republikeinen speelde de zuiveringsgedachte. Maar toch lijken zij het iets minder bont te hebben gemaakt. Zo vielen er relatief weinig vrouwelijke slachtoffers in de republikeinse zone. De propagandamachine van Franco schilderde de republikeinen af als 'nonnenmoordenaars', maar het antiklerikale geweld trof voornamelijk mannelijke geestelijken .
Afgaand op de laatste onderzoeksresultaten stellen de auteurs dat de republikeinse repressie ruim 37 duizend slachtoffers heeft gemaakt. Dat is beduidend minder dan de zeventigduizend doden waarover Franco en zijn aanhangers het voortdurend hadden, maar hoger dan tot nog toe door onafhankelijke historici werd aangenomen. Zo maken Jeroen Oskam en Arantxa Safón in hun Geschiedenis en cultuur van Spanje melding van 'slechts' twintigduizend doden.
Over het aantal slachtoffers van de terreur van Franco tast men nog in het halfduister. In slechts 24 van de 52 Spaanse provincies is tot dusver betrouwbaar onderzoek gedaan. Omdat alleen daar al 72.527 slachtoffers van het nationalistische geweld zijn geteld, meent Santos Juliá dat het totale aantal doden door de repressie van Franco minstens het dubbele bedraagt. Hoe meedogenloos de generalíssimo was, wordt duidelijk in het laatste hoofdstuk van het boek, dat de repressie in het eerste decennium na de oorlog tot onderwerp heeft. Franco wilde geen verzoening, laat staan vergeving. De 'roden' moesten diep worden vernederd, zodat zij het nooit meer een poging zouden wagen de macht te grijpen. Hij kon daarbij rekenen op alle steun van de katholieke kerk.
Duizenden gevangenen werden in concentratiekampen gemarteld en vervolgens gefusilleerd. Franco nam onder het genot van een kopje koffie dagelijks de lijsten met kandidaten voor de doodstraf door en beschikte met een simpele paraaf over leven en dood.
In veel kampen was de kogel in wezen een geschenk uit de hemel. De gevangenen moesten er dwangarbeid verrichten, hadden een slaapruimte van amper vijftig vierkante centimeter en kregen nauwelijks te eten. En kwamen ze uiteindelijk toch vrij, dan was het leed nog niet geleden. Geldstraffen, werkloosheid en pesterijen moesten bewerkstelligen dat ze zich koest zouden houden.
Het laatste hoofdstuk toont tevens de absurditeit van het franquistische rechtssysteem. Zo kreeg een bejaarde vrouw zes jaar gevangenisstraf, omdat ze in de oorlog een paar eieren had gebakken voor twee republikeinse soldaten. Republikeinen die in 1936 gefusilleerd waren, kregen ná de oorlog alsnog zware geldboetes opgelegd. De nabestaanden moesten die vervolgens betalen.
En dan was er nog de merrie Sevillana uit een dorpje in de provincie Toledo. Op de vraag 'Wat is de hand van de arbeider?', tilde het dier steevast het linkerbeen op. Nadat iemand hiervan aangifte had gedaan, liet een rechter de merrie arresteren. De eigenaresse ging voor enkele jaren de gevangenis in.
Alles was mogelijk in dit systeem. Republikeinse militairen werden ter dood veroordeeld wegens 'rebellie', terwijl ze juist trouw waren gebleven aan het wettige gezag.
Bron: http://www.volkskrant.nl/archief_gratis/article800617.ece/Francos_meedogenloze_terreur
No comments:
Post a Comment